オランダ語の基本単語一覧

オランダ語発音日本語英語
zachtザハトゥやわらかいsoft
zakenmanザークンマン会社員company employee
zalmザルムサーモンsalmon
zaterdagザァタダッハ土曜日Saturday
zeepゼープせっけんsoap
zenuwゼニウ神経nerve
zesゼス6six
zevenゼイブン7seven
ziekenhuisジクンハウス病院hospital
zienジーン見えるto see
zittenジッテン座るto sit down
zondagゾンダッハ日曜日Sunday
zonnigゾナハ晴れたsunny
zoonゾーン息子son
zoutザウトsalt
zuidザユドsouth
zusズス姉妹sister
zwaanズワーンハクチョウswan
zwaarズワール重いheavy
zwakズワック弱いweak
zwaluwズワルウツバメswallow
zwartツヴァルトblack
error:Content is protected !!